30176 |
voegmes, voegijzer |
scherp voegijzer:
šɛ̄rǝp ˲vō ̝xī(j)zǝr (L364p Meeuwen),
voegmes:
vōxmɛ̄s (L364p Meeuwen)
|
Het mesje of voegijzer waarmee de kanten van de voegen bij geknipt werk worden afgesneden. In Q 99* werd dit werk met behulp van een oud tafelmes gedaan, in Q 97 met een schoenmakersmes. [N 32, 35b; monogr.]
II-9
|
30163 |
voegmortel |
voegmortel:
vuxmortǝl (L364p Meeuwen)
|
De mortel die wordt gebruikt bij het voegen van metselwerk. Voor voegwerk aan gevelmuren wordt doorgaans een zo schraal mogelijke specie gebruikt. Te vette voegspecie heeft tot gevolg dat deze na het drogen sterk gaat krimpen waardoor, vooral bij vorst, de voeg zal uitvallen. Om voegspecie te maken gebruikte men in P 176 'voegzavel' ('vuxzǭvǝl') of 'molzavel' ('mǫlzǭvǝl'), zand uit Mol. [N 30, 38e; monogr.; div.]
II-9
|
30164 |
voegspijker |
lintvoeger:
lent˲vōgǝr (L364p Meeuwen),
voegspijker:
vō ̝.xspikǝr (L364p Meeuwen)
|
Lang smal ijzer met handvat, waarmee in het gezicht blijvende voegen tussen de stenen worden afgewerkt. Men gebruikt platte, holronde en vierkante voegspijkers alnaargelang de aard van het voegwerk. Zie ook afb. 45c. Het woorddeel 'lint-' in het woordtype 'lintvoeger' (L 364) verwijst naar de horizontale voeg van metselwerk, de zgn. 'lintvoeg'. In P 176 wordt het woordtype 'voeger' gebruikt voor de ø̄voegspijkerø̄; een ijzer om voegwerk te verwijderen noemt men een 'voegijzer'. Zie ook het lemma 'Voegkrabber'. [N 30, 8f; monogr.; N 32, 33a]
II-9
|
19130 |
voelen |
voelen:
veelə (L364p Meeuwen)
|
voelen
III-1-4
|
34280 |
voer |
voer:
fō.r (L364p Meeuwen)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
28326 |
voerman |
voerman:
vōrma.n (L364p Meeuwen)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21134 |
voertuig |
kar:
ps. omgespeld volgens RND!
kar (L364p Meeuwen)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
voet:
vōt (L364p Meeuwen)
|
voet [ZND m]
III-1-1
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
vu.t (L364p Meeuwen)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23187 |
voetbalspel |
voetbal:
Naar de voetbal gaan (match).
vu.tbâl (L364p Meeuwen)
|
Voetbal.
III-3-2
|