e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorknie knie: knī (Meeuwen) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
voorkrimpen droog persen: drięx posǝ (Meeuwen) Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a] II-7
voornaam voornaam: vərnaam (Meeuwen) voornaam III-2-2
voornemen plan: een plan (Meeuwen), plan (Meeuwen) wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)] III-1-4
voornemens zijn van plan zijn: van plan zēͅn (Meeuwen), zinnens zijn: Ik ben zinneus dat te doen.  zinneus zijn (Meeuwen) van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
vooroverduikelen duikelen: duikele (Meeuwen) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] III-1-2
voorpand voorkant: vɛ̄rkant (Meeuwen) Voorstuk van een jas, vest enz. [N 59, 93] II-7
voorraad voorraad: voorraad (Meeuwen) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
voorschaar voorschalm: vīǝ.r[schalm] (Meeuwen), voorschalmpje: vīǝ.ršɛlǝmkǝ (Meeuwen) De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.] I-1
voorschoot, schort (alg.) scholk: šolk (Meeuwen), VD: samentrekking van schorteldoek.  šolək (Meeuwen) schort || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] III-1-3