id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20302 | boertje | ripselen: réépsele (Meeuwen) | boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2 |
21605 | boete | boete: ps. omgespeld volgens RND! bytə (Meeuwen) | een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18064 | bof | dikoor: diky.r (Meeuwen) | Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2 |
34655 | bok van het rijtuig | karbok: karbok (Meeuwen) | Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13 |
20517 | bokking | bokkem: bĕkkĕm (Meeuwen), békkem (Meeuwen), bɛkəm (Meeuwen), bukkem beͅkəm (Meeuwen), Eine gereikde bèkkem is waal ins hartelik bèkkem (Meeuwen) | bokharing || bokkem, gerookte haring || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3 |
33500 | bolster van de okkernoot | bolster: boͅlstər* (Meeuwen) | bolster I-7 |
32326 | bom, spon | spon: spon (Meeuwen) | De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12 |
18296 | bont als apart kledingstuk | pels: pèls (Meeuwen), pɛls (Meeuwen) | pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] || pels, de pels op ene jas III-1-3 |
17877 | bont en blauw slaan | bont en blauw slaan: bont en blaw geslagen (Meeuwen), bunt ɛn blāuw gəslāgə (Meeuwen) | bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2 |
25019 | bonzen | bonzen: bonzə (Meeuwen) | hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4 |