34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarsje:
vɛ̄rskǝ (L364p Meeuwen),
vaarzenkalf:
vɛ̄.rzǝ[kalf] (L364p Meeuwen)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germ:
gørǝm (L364p Meeuwen)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
34391 |
vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft |
germ:
gørm (L364p Meeuwen)
|
Zie ook de toelichting bij het lemma ''vrouwelijk schaap in het algemeen'' (2.2.1). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gęrǝm (L364p Meeuwen),
gɛrm (L364p Meeuwen),
ou:
ęu̯ (L364p Meeuwen),
schaap:
šōp (L364p Meeuwen)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zeug:
zyx (L364p Meeuwen),
zoog:
zūi̯.x (L364p Meeuwen)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
wijfje:
wifkə (L364p Meeuwen)
|
Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34543 |
vrouwelijke eend |
hen:
hen (L364p Meeuwen)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
hen:
hen (L364p Meeuwen)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
germ:
gęrǝm (L364p Meeuwen)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
wijfje:
wifkə (L364p Meeuwen)
|
teef [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|