e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wieden, algemeen geden: gē̜i̯ǝ (Meeuwen) Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b] I-5
wieg wieg: weech (Meeuwen), weeg (Meeuwen, ... ), samenstelling: wegeleedsje, wegeduud  weeg (Meeuwen) wieg || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)] III-2-2
wiel rad: rā.t (Meeuwen), meervoud  rāi̯.ǝr (Meeuwen) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wielband karreep: karręj.p (Meeuwen), reep: re̜.jp (Meeuwen) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielerwedstrijd koers: koers (Meeuwen), ky:rs (Meeuwen), vlokoers: velokoers (Meeuwen) Koers: wielerwedstrijd. || Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)] III-3-2
wielewaal goudmerel: guidmèrel (Meeuwen), lett. goudmerel  guidmèler (Meeuwen) wielewaal [ZND 43 (1943)] III-4-1
wig cale: kál (Meeuwen), spietje/spijtje: spikǝ (Meeuwen) Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] II-9
wijdbeens lopen breed spoor: breͅit spy(3)̄r (Meeuwen) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijde regenmantel zonder mouwen regenmantel: rèngelmantel (Meeuwen, ... ) een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)] III-1-3
wijn wijn: wi.n (Meeuwen), wīēn (Meeuwen), met sleeptoon Wi-jn op beer, geeft plezeer, mè beer op wi-jn, geeft vèèl sjagri-jn  wi-jn (Meeuwen) wijn [RND] || wijn (witte wijn, rode wijn) III-2-3