33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L364p Meeuwen)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
weech (L364p Meeuwen),
weeg (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
samenstelling: wegeleedsje, wegeduud
weeg (L364p Meeuwen)
|
wieg || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rā.t (L364p Meeuwen),
meervoud
rāi̯.ǝr (L364p Meeuwen)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
karreep:
karręj.p (L364p Meeuwen),
reep:
re̜.jp (L364p Meeuwen)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
22412 |
wielerwedstrijd |
koers:
koers (L364p Meeuwen),
ky:rs (L364p Meeuwen),
vlokoers:
velokoers (L364p Meeuwen)
|
Koers: wielerwedstrijd. || Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
goudmerel:
guidmèrel (L364p Meeuwen),
lett. goudmerel
guidmèler (L364p Meeuwen)
|
wielewaal [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
27425 |
wig |
cale:
kál (L364p Meeuwen),
spietje/spijtje:
spikǝ (L364p Meeuwen)
|
Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.]
II-9
|
18152 |
wijdbeens lopen |
breed spoor:
breͅit spy(3)̄r (L364p Meeuwen)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
regenmantel:
rèngelmantel (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wi.n (L364p Meeuwen),
wīēn (L364p Meeuwen),
met sleeptoon Wi-jn op beer, geeft plezeer, mè beer op wi-jn, geeft vèèl sjagri-jn
wi-jn (L364p Meeuwen)
|
wijn [RND] || wijn (witte wijn, rode wijn)
III-2-3
|