20397 |
doopjurkje |
doopkleed:
dö.ypklɛ.it (L364p Meeuwen)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
20210 |
doopsuiker |
doopsuiker:
destijds werd die door de meter van het kind uitgeworpen voor al de kinderen
duipsòkker (L364p Meeuwen),
klitsje:
weleer was het de gewoonte bij een doopsel "klitskes"te gooien voor de verzamelde buurtjeugd
klitske (L364p Meeuwen)
|
doopsuiker || doopsuikerboontje
III-2-2
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
dö.ypfunt (L364p Meeuwen)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
dyrɛin (L364p Meeuwen),
(betekent ook: gemiddeld). duurein gepakt.
duurein (L364p Meeuwen),
onverschillig:
onvəršeləx (L364p Meeuwen)
|
door elkaar, verward || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
baden:
bajə (L364p Meeuwen)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20206 |
door zwangerschap gedwongen huwelijk |
moetens:
motes (L364p Meeuwen)
|
gezegd van een paar dat "moet"trouwen
III-2-2
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkeldaagse kleren:
Gen. van werkdag, met prothetische s.
swaerkəlda.xs}e kleren (L364p Meeuwen)
|
[in de week]
III-1-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
dy(3)̄rən (L364p Meeuwen),
dèèr (L364p Meeuwen),
doornen:
dɛrə (L364p Meeuwen)
|
doorn || doornen [RND]
III-4-3
|
24503 |
doornappel |
duivelskoren:
di-jvelskure (L364p Meeuwen)
|
doornappel
III-4-3
|
26348 |
doorslaan |
doortekenen:
dyǝrtɛjkǝnǝ (L364p Meeuwen)
|
Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6]
II-7
|