33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dreŋkbak (L364p Meeuwen)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkbak:
dreŋk˱bak (L364p Meeuwen)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
dreŋkə (L364p Meeuwen),
dreͅŋkə (L364p Meeuwen),
lessen:
lessen
leͅsə (L364p Meeuwen)
|
drinken [ZND m] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glaas (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
glās (L364p Meeuwen),
pint:
pent (L364p Meeuwen),
pint (L364p Meeuwen)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (L364p Meeuwen),
kappertje:
Vèè bestöldzjen òs èè kepperke ruje wi-jn bi-j het ète
kepperke (L364p Meeuwen),
roemertje:
Vèè bestöldzjen òs allebei èè riêmerke ruje wi-jn
riêmerke (L364p Meeuwen)
|
glas van 1/4 liter inhoud || klein glas, al dan niet op voet, met als inhoud kwart liter || roemertje
III-2-1
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
zatlap:
za.tlap (L364p Meeuwen),
Verklw. {za.tlpk\\
za.tlɛp (L364p Meeuwen),
zatlap
zātlap (L364p Meeuwen),
zatte, een -:
za.tə (L364p Meeuwen),
zuiplap:
zŭŭwplàp (L364p Meeuwen)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] || zatlap || zatte (= iemand die zat is)
III-2-3
|
20635 |
dronken |
zat:
za.t (L364p Meeuwen),
zaat (L364p Meeuwen),
De zate (of zaje) kluut zag hiêl filosufisch: es ich zaat bön, zi-jt det ederein, en es ich dorst höb, zi-jt det neme(s) Zuu zaat wie èè knòn(of wi-j eine Zwitser) Zuu zaat es ein snep:(omdat een snip zigzaggend van de grond opvliegt) Neet te laat en neet te zaat Eine zaje patat: een dronkenlap
zaat (L364p Meeuwen),
een verb. vorm van zaat
zaai (L364p Meeuwen)
|
bedronken || dronken || zat (dronken)
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
overblijven:
overblijven (L364p Meeuwen),
îêvər blĭĕvə (L364p Meeuwen)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
droog (L364p Meeuwen),
drîêch (L364p Meeuwen)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|