e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg enkele ploeg: e.ŋkǝl [ploeg] (Meeuwen) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudig eenvoudig: eenvoudig (Meeuwen, ... ), ənvuidich (Meeuwen), gewoon: gewoon (Meeuwen), gəwy(3)̄n (Meeuwen), simpel: sempəl (Meeuwen), simpəl (Meeuwen) eenvoudig || zeer eenvoudig || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenvoudige of armoedige woning barak: brak (Meeuwen), huisje: (A.N. huizeke)  hieske (Meeuwen), hut: hut (Meeuwen, ... ), kadol: kadol (Meeuwen, ... ), Ze wuundzje doa tiêge de bos aan in èè (klein) kadol  kadol (Meeuwen), keviep: Och, dat hi-jske is mè ein ermojige keviêp  keviêp (Meeuwen) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] || hutje || klein, onaanzienlijk achtergebouwtje || krotwoning III-2-1
eenzaam alleen: alleen (Meeuwen), allein (Meeuwen) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] || het huis ligt zo eenzaam, zo afgelegen [ZND 34 (1940)] III-3-1
eenzaat eenzaat: eenzaat (Meeuwen) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eer eer: īēr (Meeuwen) eer III-1-4
eerder te weinig dan te veel gemeten op de krimp gemeten: det is op de krimp gemèten (Meeuwen) Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)] III-3-1
eerlijk eerlijk: īērlək (Meeuwen), īrlək (Meeuwen), Ein iêrlik hart moot vèèl pi-jn li-je: oprechte, eerlijke lieden krijgen vaak veel tegenkanting(en)  iêrlik (Meeuwen), eerlijk waar: eerlijk waar (Meeuwen), heel echt: heel echt (Meeuwen), treffelijk: treͅfələk (Meeuwen) eerlijk || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
eerlijk in het spel eerlijk: eerlijk (Meeuwen), fair (eng.): fair (Meeuwen) Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)] III-3-2
eerste baardharen duivelshaar: divəlshōͅr (Meeuwen) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1