19329 |
eigenwijs |
koppig:
koppig (L364p Meeuwen)
|
eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
24478 |
eik |
eik:
ɛ̄ik (L364p Meeuwen),
eikenboom:
eikebuim (L364p Meeuwen),
ɛi̯kəbøͅym (L364p Meeuwen),
-
eikebuim (L364p Meeuwen)
|
eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
eikel (L364p Meeuwen),
ɛikəl (L364p Meeuwen),
ɛi̯kələ (L364p Meeuwen),
-
eikels (L364p Meeuwen)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)]
III-4-3
|
32734 |
eindvoor in het midden |
voor:
[voor] (L364p Meeuwen)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
24142 |
ekster |
egerst:
ègerst (L364p Meeuwen),
ɛ̄gərst (L364p Meeuwen)
|
ekster
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
egerstenoog:
ēͅgəsteruig (L364p Meeuwen),
ɛ.gərstə uich (L364p Meeuwen)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
el (L364p Meeuwen)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
lestek (L364p Meeuwen),
ęlǝstek (L364p Meeuwen)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24970 |
elders, ergens anders |
ergens anders:
Viêrtaan zulle vèè op ein ander (plaats) goan.
örges anders (L364p Meeuwen),
op een ander:
op ein ander (L364p Meeuwen),
Bep. van plaats; voor personen: einen andere.
op ein ander (L364p Meeuwen)
|
elders, ergens anders
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
elletrik (L364p Meeuwen),
eləntrek (L364p Meeuwen),
stroom:
strø͂ͅi̯m (L364p Meeuwen)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)] || stroom, electriciteit
III-2-1
|