18263 |
damesmantel |
jas:
jas (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel),
mantel:
mantel (L265p Meijel)
|
damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18577 |
damesonderbroek |
onderboks:
ondərboks (L265p Meijel)
|
Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18370 |
damesschoen met hoge of halfhoge hak |
schoen met hoge hak:
mi hoëg hèk (L265p Meijel),
sjoen mi hoeəg hèk (L265p Meijel)
|
damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19633 |
dampen |
blazen:
wat zitte ge wer te rokke
bloaze (L265p Meijel),
paven:
veel roken pave
paavə (L265p Meijel),
poffen:
poffə (L265p Meijel)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28402 |
dar |
dar:
dar (L265p Meijel)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
26911 |
darg of derrie |
derrieturf:
dɛritø̜rǝf (L265p Meijel)
|
De onderste veenlaag in het hoogveen. Men vindt in deze laag veel horizontaal kruipende wortelstokken van het riet, wortels van zegge en bruine zaden van het waterdrieblad. [I, 2a]
II-4
|
26712 |
dargveen |
pekkerd:
pē̜kǝrt (L265p Meijel)
|
De onderste laag veen. Ze is een mengsel van zand, veen en leem en is slijkachtig van aard. [I, 2a]
II-4
|
17702 |
darm |
darm:
dèrəm (L265p Meijel)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
25435 |
darmen |
dikke darm:
dekǝdɛrm (L265p Meijel),
dunne darm:
dønǝ dɛrm (L265p Meijel)
|
In dit lemma zijn geïnventariseerd de benamingen voor verschillende darmsoorten. Exact uitsplitsen van de benamingen die alleen op darmsoorten van het varken of op die van het rund duiden, was niet goed mogelijk. Men mag er echter van uitgaan dat een groot aantal benamingen van toepassing is zowel op de darmen van het rund als op die van het varken. In het lemma is een splitsing aangebracht tussen de algemene benamingen voor darmen en de benamingen voor de verschillende soorten. [N 28, 86; monogr.]
II-1
|
25453 |
darmen met worstvlees vullen |
door het hoorntje draaien:
dør ǝt høǝrkǝ drɛ̄jǝ (L265p Meijel)
|
Het kleingemaakte vlees en vet in de schoongemaakte darmen doen. Dit kan gebeuren door het vlees en vet met de duim door een trechter in de over de tuit van de trechter ge-schoven darm te duwen. Men gebruikt hiertoe ook wel een koeiehoren waarvan de punt is verwijderd. Moderner is het gebruik van een aanzetstuk op de worstmolen: over dit holle aanzetstuk wordt de darm geschoven; het vlees worden bovenin de molen gedaan en door de buis in de darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''worst maken''. Een object "darmen", "vlees", "pensen", "worst" e.a. wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 119; monogr.]
II-1
|