e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kelder uitgraven (de) kelder schieten: kɛldǝr šitǝ (Meijel) De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.] II-9
de kerkgang maken de kerkgang doen: də kēͅrəkgaŋk dū (Meijel) De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)] III-3-3
de kerkgang uitzegenen zuiveren: zuuvere (Meijel) Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen naar het lokaal gaan: me də kloͅk no øt lokāl gōͅ (Meijel) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] III-3-2
de koningin knippen de moer knippen: dǝ mūr knepǝ (Meijel) De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.] II-6
de koningin merken merken: mɛrkǝ (Meijel) Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.] II-6
de korf afbranden afbranden: afbrandǝ (Meijel) De uitstekende deeltjes stro binnen in de korf voorzichtig eruitbranden. De informant van L 294 merkt op dat uitbranden betrekking heeft op de binnenkant van de korf en afbranden op de buitenkant. [N 40, 136] II-6
de korf schoonmaken afpoetsen: afputsǝ (Meijel), schoonmaken: šǫnmākǝ (Meijel) De gerede korf met een harde borstel bewerken. Hierdoor verwijdert men overtollige en uitstekende stukjes stro of buntgras. Ook legt men de korven wel in de schapenstal. De schapen bijten de losse vezels weg en maken de korf schoon. [N 40, 135] II-6
de kruisweg bidden de kruisweg beden: kruusweeg beeje (Meijel), de kruisweg bidden: də krøsjweͅx bedə (Meijel) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de laatste voor ploegen (de voor) uitploegen: øtj[ploegen] (Meijel), kree bouwen: kriǝi̯ bǫu̯ǝ (Meijel  [(tot de uiterste rand)]  ) De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.] I-1