30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder schieten:
kɛldǝr šitǝ (L265p Meijel)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
də kēͅrəkgaŋk dū (L265p Meijel)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
zuiveren:
zuuvere (L265p Meijel)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22134 |
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen |
naar het lokaal gaan:
me də kloͅk no øt lokāl gōͅ (L265p Meijel)
|
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28624 |
de koningin knippen |
de moer knippen:
dǝ mūr knepǝ (L265p Meijel)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
28630 |
de koningin merken |
merken:
mɛrkǝ (L265p Meijel)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|
28705 |
de korf afbranden |
afbranden:
afbrandǝ (L265p Meijel)
|
De uitstekende deeltjes stro binnen in de korf voorzichtig eruitbranden. De informant van L 294 merkt op dat uitbranden betrekking heeft op de binnenkant van de korf en afbranden op de buitenkant. [N 40, 136]
II-6
|
28704 |
de korf schoonmaken |
afpoetsen:
afputsǝ (L265p Meijel),
schoonmaken:
šǫnmākǝ (L265p Meijel)
|
De gerede korf met een harde borstel bewerken. Hierdoor verwijdert men overtollige en uitstekende stukjes stro of buntgras. Ook legt men de korven wel in de schapenstal. De schapen bijten de losse vezels weg en maken de korf schoon. [N 40, 135]
II-6
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
kruusweeg beeje (L265p Meijel),
de kruisweg bidden:
də krøsjweͅx bedə (L265p Meijel)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) uitploegen:
øtj[ploegen] (L265p Meijel),
kree bouwen:
kriǝi̯ bǫu̯ǝ (L265p Meijel
[(tot de uiterste rand)]
)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|