e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dichtmaken van de woning dichtkitten: dēxtketǝ (Meijel) Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142] II-6
diemit diemit: dimet (Meijel) Sterke katoenen stof in keperverbinding waarin een patroon is geweven (Van Dale, pag. 593). Volgens de informant van L 265 is diemit ø̄slechte stof gebruikt voor boezeroenenø̄. [N 62, 89b; N 62, 75f] II-7
dienst van goede vrijdag dienst van goede vrijdag: dinst van gujə vreͅjdex (Meijel), houteren mis: houtere mis (Meijel) De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
dienstplicht doen dienen: dīēnə (Meijel), oproep (zn.): oproep (Meijel) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dīp (Meijel) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diep scherpen uitdiepen: øtjd īpǝ (Meijel) De groeven diep maken. [N O, 34d] II-3
difterie het geel: gēͅl (Meijel) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: difterie: gele vliesjes in bek en keel? [N 93 (1983)] III-3-2
dijk dijk: diek (Meijel), dĭĕk (Meijel) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik sap van steenvruchten gom: oude spellingsysteem steenvruchten gezegde: ze bloeid (steenvruchtenbomen)  gom (Meijel), koekoeksspuw: eigen spellingsysteem  koekoekspauw (Meijel, ... ), krut: Nijmeegs (WBD)  krutj (Meijel) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden stijf worden: stĭĕf wéérə (Meijel) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3