23468 |
doordeweekse mis |
`s werkdaagse mis:
swɛrəsə mes (L265p Meijel),
werkendaagse mis:
werkendaagse mes (L265p Meijel)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18175 |
doordeweekse muts |
daagse visitemuts:
Wit; Gedragen door de boerin; Winkelen, kerk in de week enz.; model wordt gemaakt [zie lm. daagse muts in WLD II.7, p. 140: visitemuts]
daagse visitemuts (L265p Meijel)
|
Welke mutsen maakte u? [N 61 (1973)]
III-1-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
nat maken:
naat maakə (L265p Meijel),
pletsen:
plètse (L265p Meijel)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31102 |
doorgenaaid werk |
doorgenaaid werk:
dørgǝnɛ̄jt wɛ̄rǝk (L265p Meijel)
|
Het schoenwerk dat met de doornaai-methode vervaardigd wordt. [N 60, 161b]
II-10
|
28983 |
doorgestikte naad |
siersteek:
(mv)
sīrstēkǝ (L265p Meijel)
|
Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58]
II-7
|
30729 |
doorharden |
doorharden:
dørhardǝ (L265p Meijel)
|
Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d]
II-9
|
27835 |
doorhouw |
doortocht:
dø̜rtǫxt (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
ophouw:
ophǫw (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566]
II-5
|
26592 |
doormalen |
bijwerken:
bęjwɛ̄rǝkǝ (L265p Meijel)
|
Alles wat er te malen is, afmalen. [N O, 36f]
II-3
|
25639 |
doormidden gesneden beschuitbol |
bovenkorst:
bōvǝkōrst (L265p Meijel),
onderkorst:
ondǝrkōrst (L265p Meijel)
|
De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c]
II-1
|
25635 |
doormidden snijden van beschuitbollen |
doorsnijden:
dørsnē̜jǝ (L265p Meijel)
|
[N 29, 62a; N 29, 62b]
II-1
|