e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijftol draaitol: /  drèèjtòl (Meijel) draaitol [SND (2006)] III-3-2
drijfvoeren drijfvoeren: drīfvurǝ (Meijel) Het voeren dat gebeurt, wanneer men de bijen tot het zetten van broed wil prikkelen. Wanneer de bijen nog behoorlijk in het voer zitten, hoeft de imker zich nergens om te bekommeren en kan hij het drijfvoeren laten. [N 63, 110c; Ge 37, 196] II-6
drijfvolk drijver: (mv)  drīvǝrs (Meijel) Een door drijven verkregen volk. [N 63, 98b; A 9, 6; monogr.] II-6
drijfwiel rad: ra (Meijel) Het grote ronddraaiende deel of wiel van het spinnewiel dat wordt aangedreven door middel van de trede en koppelstang en dat door middel van snaar en trendel zorgt voor het draaien van de vleugel en de klos. [N 34, B6] II-7
drijfzand drijfzand: drīēfzand (Meijel), drīēfzant (Meijel), drĭĕfzant (Meijel) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drijven afjagen: afjāgǝ (Meijel), bijkloppen: bęjklopǝ (Meijel), drijven: drīvǝ (Meijel), opdrijven: opdrīvǝ (Meijel) Een dak met riet dekken. Voor bedekking met riet worden de regels of sparren van het dak op een onderlinge afstand van 45 √† 55 cm geplaatst. Daarop worden panlatten aangebracht op afstanden van ongeveer 28 cm. Op deze latten wordt eerst een dunne spreilaag ter dikte van 5 cm met dunne dekgaarden en wilgen stroppen bevestigd; daarna wordt het dekriet in lagen van 6 cm dikte opgebracht en op dezelfde wijze aan de panlatten verbonden. De lagen schuiven telkens de afstand van twee panlatten naar boven op en men brengt er zoveel lagen op, totdat een dikte van circa 26 cm is verkregen. Vervolgens wordt het dak afgeschoren, waardoor alle uiteinden van het riet in een plat vlak komen. De nok wordt gewoonlijk met rietvorsten, een soort van brede, gebakken dakpannen, afgedekt, nadat vooraf in de top een rondhout of beslagen hout is gelegd, waarlangs men aan weerszijden de specie spreidt waarin de rietvorsten komen te liggen (Zwiers II, pag. 279). [N F, 45a] || Het op de goede plaats brengen van de loopzool met behulp van een spanriem en een hamer. Over de zool, die voorlopig is vastgezet, spant men de spanriem en met de punt van de hamer drukt men de spanriem achterwaarts. Men beklopt de zool en zet deze met enige houten pinnen vast. [N 60, 102] || Het verwijderen van bijen uit de woning door middel van kloppen, borstelen, stoten en afjagen op een korf met nest, met het doel honing te oogsten. [N 63, 98a; monogr.] || Het werken met de stootklos. [N F, 27] II-10, II-6, II-9
drinkbak drinkensbak: drinkesbak (Meijel), drinkenspot: dreŋkəspot (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: de drinkbak? [N 93 (1983)] III-3-2
drinkbak voor de kippen drinkbakje: dreŋkbɛkskǝ (Meijel) De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c] I-6
drinkbus koffietuitje: kǫfitø̜tjǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Eisden]) De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.] II-5
drinken drinken: drinkə (Meijel), lessen: lessə (Meijel), lèsse (Meijel), lessen  lessə (Meijel) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3