20145 |
een blauwtje lopen |
de bons (krijgen):
den bóns (L265p Meijel),
een blauwe gelopen:
nen blauwe geloepen (L265p Meijel)
|
een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)]
III-2-2
|
29084 |
een bochel inwerken |
een bult in de jas werken:
ęnǝ bølt en dǝ jas wē̜rǝkǝ (L265p Meijel)
|
Een bochel in een jas werken door middel van het knippen van het patroon of door strijken of persen. [N 59, 89]
II-7
|
31054 |
een boogje breken |
een boogje breken:
ǝn bø̄xskǝ brę̄kǝ (L265p Meijel)
|
Het schrapglas in gebogen vorm breken, zodat men daarmee de zool kan schrappen. [N 60, 119c]
II-10
|
20505 |
een borrel drinken |
keuren:
keure (L265p Meijel),
proeven:
prūūvə (L265p Meijel),
pruve
prüüvə (L265p Meijel)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30892 |
een borstel aanzetten |
borstel aanzetten:
bōrstǝl ɛnzetǝ (L265p Meijel)
|
Het aan de pekdraad bevestigen van een varkensborstel. Men splijt daarbij het varkenshaar gedeeltelijk en draait de twee spliteindjes kruislings om het spitse uiteinde van de pekdraad en zet de borsteleindjes vast in een gaatje in de pekdraad. [N 60, 198b]
II-10
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ənəm bo̝təram smē̝ͅrə (L265p Meijel)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
28386 |
een brok steenkool |
(een) brok kool:
brǫk kōl (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Een dikke brok steenkool. [N 95, 464; monogr.]
II-5
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjinkə (L265p Meijel),
sjénke (L265p Meijel)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
verzijgen:
vǝrzęgǝ (L265p Meijel)
|
[N 19, 36]
I-12
|
29088 |
een draad om het knoopsgat naaien |
gimp derom zetten:
gem dǝrø̄m zetǝ (L265p Meijel)
|
Een draad om het knoopsgat naaien tegen het uitrafelen. [N 59, 139]
II-7
|