e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigendomsbewijs akte: acte (Meijel), eigendomsbewijs: éégəndómsbəwisj (Meijel) het bewijs dat iets iemands eigendom is [vest] [N 89 (1982)] III-3-1
eigendomsbewijs van de ring eigendomsbewijs: eigendoͅmsbəweš (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)] III-3-2
eigenwijs eigenwijs: eigewisj (Meijel) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eik: -  eik (Meijel), eikenboom: -  eikenbom (Meijel) eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] III-4-3
eikvaren eikvaren: eigen spellinsysteem  eikvaren (Meijel) Eikvaren (polypodium vulgare). Veren 15 tot 45 cm lang, diep ingesneden, maar met bijna gaafgerande slippen, in twee rijen op een dicht beschubde wortelstok geplaatst, ¯s winters groenblijvend. Sporendoosje in grote, ronde hoopjes op de achterkant der sli [N 92 (1982)] III-4-3
eindbord stormplank: stø̜rǝmplaŋk (Meijel) Het windbord dat zich aan de top van de wiek bevindt. [N O, 4b] II-3
einde van de dienst eind(e) schicht: ęjndǝ šix (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Emma]) Uit de antwoorden blijkt dat men woordtypen als "einde schicht" en "eindsschicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 120; monogr.; N 95, 83] II-5
einde, wiek roede: rūj (Meijel) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
eis van de aanklager arrest: arrest (Meijel) de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)] III-3-1
eitjes eitjes: ęjkǝs (Meijel) De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a] II-6