24147 |
fluiter |
fluiter:
flø͂ͅtjər (L265p Meijel)
|
fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L265p Meijel)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
34307 |
fokbeer |
fokbeer:
fǫkbīr (L265p Meijel)
|
Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkele (L265p Meijel),
fónkələ (L265p Meijel)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
(bij rundvee-verkoop).
drinkgeld (L265p Meijel),
fooi:
fooī (L265p Meijel),
fòj (L265p Meijel)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
fiep:
fiep (L265p Meijel)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
34119 |
forsgebouwde koe |
zware koe:
zwǭr ku (L265p Meijel)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
20047 |
forsythia |
forsythia:
Altijd
forsythia (L265p Meijel)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
30994 |
fouten bij slecht overhalen |
plooien:
(enk)
plǫj (L265p Meijel)
|
Fouten die ontstaan, doordat men bij het overhalen het leer niet goed aantrekt. [N 60, 87]
II-10
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene paters (L265p Meijel),
brønjə pātər (L265p Meijel)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|