19256 |
gedupeerd |
geleverd:
geleverd (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23666 |
gedurige aanbidding |
altijddurend gebed:
altijddurend gebed (L265p Meijel),
altijddurende aanbidding:
āltetjdy(3)̄rəndə ɛnbedeŋ (L265p Meijel)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
braaf:
braaf (L265p Meijel),
gemakkelijk:
gəmekkələk (L265p Meijel),
gewillig:
gewillig (L265p Meijel)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
gele gierst:
volksetym. gors > gierst vanwege het zaad dat volièrevogels krijgen; + etym.aant.
gaele gierst (L265p Meijel),
schrijver:
šrīvər (L265p Meijel)
|
geelgors || geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gèèl verf (L265p Meijel),
géélverf (L265p Meijel),
géélə vèèrəf (L265p Meijel)
|
Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19280 |
geen rust hebben |
geen rust hebben:
gen reust hebbe (L265p Meijel)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31121 |
geen stand hebben |
geen goed stand hebben:
gęnǝ gujǝ stant hębǝ (L265p Meijel)
|
De uitdrukking waarmee men aangeeft dat een schoen er niet goed uitziet, dat hij geen stand heeft. [N 60, 225b]
II-10
|
29054 |
geer |
geer:
gīr (L265p Meijel)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
18430 |
geerrok |
geerrok:
[Zie tekening van de informant]
geerrok, gierrok (L265p Meijel),
gegeerde rok:
[Zie tekening van de informant]
gegierde rok (L265p Meijel)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
24078 |
geestelijke |
geestelijke:
geͅstələkə (L265p Meijel),
geesteling:
geesteling (L265p Meijel)
|
Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|