e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesp boksengesp: boksəgɛsp (Meijel), gasp: gasp (Meijel), gesp: gasp (Meijel, ... ), klamp: Van Dale: klamp.  klamp (Meijel, ... ), siergesp: sīrgɛsp (Meijel), sīrgɛ̄sp (Meijel) de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)] || Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] || sluitgesp of haak aan de tailleband van een broek || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] II-10, II-7, III-1-3
gespeend veulen gespeend veulen: gǝspēnt vø̄lǝ (Meijel) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gespenbottine gespbottine: gɛspbotinə (Meijel) Kent u het woord gespenbottine? Wat betekent het, hoe ziet deze bottine er uit, en hoe spreekt u het woord uit? [N 60 (1973)] III-1-3
gespreid dak platdak: plat˱dāk (Meijel) Strooien dak waarbij de schoven van alle deklagen met de boveneinden naar beneden zijn gericht. [N F, 46b] II-9
gestadige wind egalige wind: ēgalegǝ wentj (Meijel) Een constante, niet stotende wind. [N O, 9d] II-3
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stamper: stampǝr (Meijel) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gestichte mis gestichte mis: gəstextə mes (Meijel), vastgestelde dienst: vastgestelde dienst (Meijel) Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)] III-3-3
gestreepte broek streepjesboks: striepkesbŏks (Meijel), stripkəsboks (Meijel), Zie afb. 46 (p.70).  striepkesbóks (Meijel) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] || de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)] || gestreepte broek van het jacquet of het korte zwarte pak III-1-3
getailleerd colbert getailleerd (<fr.) jasje: gətaljērt jɛskə (Meijel) een getailleerd colbert [N 59 (1973)] III-1-3
getailleerde jas schone overjas: šoͅnə øͅvərjas (Meijel) geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)] III-1-3