e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getalzijde van een geldstuk munt: munt (Meijel), mønt (Meijel) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2
getande spalter getande spalter: gǝtandǝ spaltǝr (Meijel) Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b] II-9
getob; tobben geplaar: geplaor (Meijel), gesukkel: gesukkel (Meijel), getob: gətóp (Meijel) het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getralied schutsel? batterij: batterij (Meijel), tralies: trālīs (Meijel) het getralied schutsel dat diverse hokjes afscheidt? [N 93 (1983)] III-3-2
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: gətraowdə vròw (Meijel) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige getuige: getuuge (Meijel, ... ), gətūūgə (Meijel), gəty(3)̄gə (Meijel) de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)] III-2-2, III-3-1
getuige zijn getuigen: getuge (Meijel), getugge (Meijel), getuuge (Meijel), (ww.).  gətuugə (Meijel) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] III-2-2
getuigenis getuigenis: getuugenis (Meijel), verklaring: vərklaoring (Meijel) de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] III-3-1
getuigkast tuigenkast: tȳgǝkāst (Meijel) Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81] I-6
gevallen engelen duivels: dy(3)̄vəls (Meijel), gevallen engelen: gevalle èngele (Meijel) De gevallen engelen. [N 96D (1989)] III-3-3