e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerzielen allerzielen: allerziele (Meijel), Allerziele (Meijel), allerziele (Meijel), allerzĭĕle (Meijel), alərzilə (Meijel) 2 november, Allerzielen [allerzieële]. [N 96C (1989)] || Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
alles kwijt keps: keps (Meijel), kɛps (Meijel) Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)] III-3-2
alpinomuts alpien: alpien (Meijel, ... ), kalotje (<fr.): klŏtje (Meijel), klòtje (Meijel) 1) alpino(muts) || alpino(muts) || alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
als getuige ten doop komen ten doop komen: ten doeijp komme (Meijel) Als getuige ten doop komen [an doof kómme]. [N 96D (1989)] III-3-3
als zoeaaf verkleed jongetje zoeaaf (<fr.): zwaaf (Meijel), zwāf (Meijel) Een als zouaaf verkleed jongetje met speelgoedgeweer [zwaaf]. [N 96C (1989)] III-3-3
alsem els: eigen spellinsysteem  els (Meijel) Alsem (artimisia). De gehele plant is witviltig behaard; de stengels zijn onderaan houtig; de bladeren zijn zeer diep ingesneden met draaddunne slippen; de bloemen staan in kleine, gesteelde hoofdjes aan meestal overhangende takken, de kleur van de bloeme [N 92 (1982)] III-4-3
altaar altaar (<lat.): altaor (Meijel), altār (Meijel) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
altaarbel bel: bɛ̄l (Meijel), schelkrans: sjelkrans (Meijel) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
alver alver: cassettebandje  alver (Meijel, ... ), oude spelling (geen roofvisje) / aast op de bodem  alver (Meijel), alvertje: WBD  alvərtjə (Meijel), zandkruiper: oude spelling  zandkruiper (Meijel) Hoe noemt u de alver: een roofkarpertje, 10-18cm lang, de schubben hebben een fraaie zilver- of paarlemoerglans (alver, moertje, nesteling, aveltje, scheiter, bovenzwemmer, win, winde, wind) [N 83 (1981)] III-4-2
alziend oog godsoog: godsoog (Meijel) Een ingelijste plaat waarop een groot oog in een driehoek is afgebeeld, met daarbij de tekst: God ziet mij. Hier vloekt men niet. (Godsoog, Alziend Oog, Christusoog?). [N 96B (1989)] III-3-3