24163 |
groene specht |
groene specht:
gry(3)̄n spɛ̄xt (L265p Meijel)
|
specht, groene ~ (32 groen met gele stuit; komt vaak op de grond; roep lachend [kju-kju] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24164 |
groenling |
groenling:
grunleŋ (L265p Meijel),
groenvink:
gruunvink (L265p Meijel)
|
groenling || groenling (14,5 groenig, met gele vleugel- en staartplekken; nogal plompe vogel; broedt ook in dorp en stad, vaak in doornstruiken; nest van worteltjes, witte eitjes, rood bespikkeld; roep snel [tjuktjuktjuk]; zang heeft op het eind [swèèèè]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20778 |
groente |
groente:
eigen spellingsysteem
gruunte (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem ander woord voor stamppot = petasie
grunte (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
grŭŭntə (L265p Meijel),
potage:
eigen spellingsysteem stampot = petazie (moeilijk leesbaar)
petazie (L265p Meijel),
oude spellingsysteem
pôtazzie (L265p Meijel),
tuinproducten:
oude spellingsysteem
tuinproducten (L265p Meijel)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
eigen spellingsysteem
gruunte (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem ander woord voor stamppot = petasie
grunte (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
grŭŭntə (L265p Meijel),
potazie:
eigen spellingsysteem stampot = petazie (moeilijk leesbaar)
petazie (L265p Meijel),
oude spellingsysteem
pôtazzie (L265p Meijel),
tuinproducten:
oude spellingsysteem
tuinproducten (L265p Meijel)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21697 |
groentemarkt |
groentemarkt:
grŭŭtə mèèrət (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u: de markt waar groenten verhandeld worden [N 71 (1975)]
III-3-1
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
bijeenzoeken:
beijèn zuken
bi-jèn zŭŭkə (L265p Meijel),
kooksel verzamelen:
kóksəl verzamele (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32985 |
groenvoer |
snijkoren:
snijkoren (L265p Meijel)
|
De algemene benaming voor het gewas dat wordt gebruikt als voeder voor de dieren. De afzonderlijke voedergewassen worden behandeld in aflevering I.5 in de paragraaf "voedergewassen". Bij het type snijkoren wordt opgemerkt: "vroeg gezaaid koren dat in de lente als groenvoer wordt afgemaaid". Bij het type bonenkoren: "omdat erna bonen werden verbouwd"; vergelijk ook in het lemma ''masteluin'' (1.2.11), sub haverbonen. Krokken is eigenlijk voederwikke; luzerne is een klaversoort. [N 11A, 28a; N M, 14; L 48, 26; Lu 2, 26; monogr.]
I-4
|
22193 |
groep (duiven) |
klat:
en ønə klat vlīgə (L265p Meijel)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: in groep vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21329 |
grof |
grof:
grof (L265p Meijel)
|
Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b]
I-9
|
28453 |
grof broed |
darrenraat:
darǝrǭt (L265p Meijel)
|
Cellen bestemd voor darrenbroed. Na het maken van fijn broed gaan de bijen over op het vervaardigen van grof werk of de darrenraat. Het patroon van de darrenraat is gelijk aan dat van de werkbijenraat maar de celafmeting is belangrijk groter dan die bij de werkbijenraat. In deze grotere cel wordt de dar uitgebroed maar voor honingopslag is ze ook zeer geschikt. [N 63, 13c; Ge 37, 59]
II-6
|