17547 |
grof gebouwd |
flink:
flink (L265p Meijel),
grof:
grof (L265p Meijel),
grŏf (L265p Meijel),
gróf (L265p Meijel),
Grove man
grof (L265p Meijel),
struis:
strusj (L265p Meijel)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
mentig vrouwmens:
mentig vrommes (L265p Meijel)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
29132 |
grof spinnen |
grof spinnen:
grof spenǝ (L265p Meijel)
|
Het spinnen van grof gesponnen draad. Volgens de informant van Q 98 was ø̄grof spinnenø̄ van minder kwaliteit en was er soms twee keer getwijnd. [N 34, C2]
II-7
|
18300 |
groflinnen beenwindsel |
puttee (eng.):
poetjes (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19979 |
grommen |
grauwelen:
cassettebandje
grauwelen (L265p Meijel),
grommen:
\'oude\' spelling
grome (L265p Meijel),
cassettebandje
grommen (L265p Meijel),
WBD
grómmə (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
30722 |
gronden |
gronden:
grondǝ (L265p Meijel),
in de grondverf zetten:
en dǝ gront˲vɛ̄rǝf ˲zetǝ (L265p Meijel)
|
Een grondverflaag aanbrengen. [N 67, 72a]
II-9
|
27829 |
grondgalerij |
grondgalerij:
grondgalerij (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Galerij, in de strijkrichting van de koollaag gedreven, die ligt op het niveau van de verdieping. De grondgalerij wordt in voorkomende gevallen gebruikt voor de afvoer van de gewonnen kolen. Zie ook het lemma Vervoergalerij. Wat betreft de woordtypen "zoolstol" en "zoolbaan", volgens Lochtman (pag. 50) is de eerstgenoemde term van toepassing op een grondgalerij die in aanleg is. Is de galerij gereed, dan spreekt men in Q 121 van een "zoolbaan". De invuller uit Q 33 merkt over de grondgalerij op dat men die op de mijn Emma tot ongeveer 1946 gebruikte. Het was een horizontale gang door de koollaag. De zegsman uit Q 15 bevestigt dit voor de mijn Maurits en voegt daar nog bij dat een grondgalerij nooit kaarsrecht ("zoolbaan") kon zijn omdat de koollaag nooit geheel vlak lag. [N 95, 374; monogr.; N 95, 279; N 95, 280; N 95, 926; N 95, 929]
II-5
|
30759 |
grondpapier |
grondpapier:
grontpapīr (L265p Meijel)
|
Het papier dat onder het eigenlijke behang wordt aangebracht. Uit het woordtype 'gazettenpapier' blijkt dat ook krantenpapier als grondpapier werd gebruikt. Volgens de invuller uit Q 32 gebeurde dit echter alleen bij arme mensen. [N 67, 92c]
II-9
|
30597 |
grondverf |
grondverf:
grǫnt˲[verf] (L265p Meijel)
|
Verf die dient als ondergrond voor een dekverf. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18b]
II-9
|
24951 |
grondwater |
grondwater:
grondwatter (L265p Meijel),
grontwatǝr (L265p Meijel),
gróntwattər (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)] || Wanneer men steeds dieper graaft in een veenkuil, komt men bij het grondwater uit. [I, 47]
II-4, III-4-4
|