30054 |
grondwerker |
grondwerker:
grontwɛ̄rǝkǝr (L265p Meijel)
|
De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.]
II-9
|
25964 |
grondzeiler |
grondzeiler:
grondzeiler (L265p Meijel)
|
Bovenkruier waarvan de zeilen alleen vanaf de begane grond kunnen worden bediend. Dit molentype is dus niet voorzien van een galerij of een molenberg. [N O, 32c]
II-3
|
25005 |
groot in zijn soort |
bonk:
boonk (L265p Meijel),
bónk (L265p Meijel),
homp:
hoomp (L265p Meijel)
|
iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20346 |
grootmoeder |
grootmoeder:
gròtmooder (L265p Meijel)
|
oma
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
grootvader:
gròtvaader (L265p Meijel)
|
opa
III-2-2
|
28723 |
grootwerken |
groot werk maken:
gruǝt wɛ̄rǝk mākǝ (L265p Meijel)
|
Het maken van grote kledingstukken zoals colberts, jassen, mantels en jacquets. [N 59, 194b]
II-7
|
25004 |
grootx |
groot:
grot (L265p Meijel)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
18530 |
grote binnenzak |
notariszak:
notāreszak (L265p Meijel)
|
een grote binnenzak onder in de jas,(notariszak, notaristes?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33317 |
grote boerderij |
grote boerderij:
grōtǝ [boerderij] (L265p Meijel)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
34430 |
grote deuren van de schaapsstal |
schaapstaldeuren:
šopstaldørǝ (L265p Meijel)
|
[N 78, 29]
I-12
|