id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22178 | grote ronde worm in dunne darm | trichine worm: trieschine weurm (Meijel), worm: wø͂ͅrəm (Meijel) | Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote ronde worm in dunne darm? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21803 | grote ruzie? | grote ruzing: groete reuzing (Meijel), kabaal: kabaal maake (Meijel) | een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)] III-3-1 |
19502 | grote schoonmaak | schoonmaak: də šoͅnmāk (Meijel) | Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1 |
26996 | grote stok | grote stok: gruǝtǝ stok (Meijel) | De grote stok bestaat doorgaans uit 7 slagen van 38 turven, in totaal 266 turven. [II, 63b] II-4 |
22675 | grote trom | grote trom: grōətə troom (Meijel) | Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2 |
24640 | grote waterweegbree | lepelblad: eigen spellinsysteem lepelblad (Meijel) | Waterweegbree (grote) (alisma plantago-acquatica). De plant is 20 tot 150 cm groot en heeft grote, boven het water uitstekende bladeren; de bladeren zijn tevens lancetvormig, met een iets hartvormige voet; de bloemen groeien in een grote pluim en zijn wit [N 92 (1982)] III-4-3 |
24778 | grote wederik | avonduil: eigen spellinsysteem oavonduul (Meijel) | Gele wederik (lysimachia vulgaris een 40 tot 150 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn onvertakt; de bladeren bevinden zich meestal in kransen of zijn tegenoverstaand, de vorm is langwerpig elliptisch, ze zijn kort gesteeld. De bloemen bevind [N 92 (1982)] III-4-3 |
24857 | grote weegbree | aardsjallen: eigen spellinsysteem geneeskrachtige plant: sap werd gebruikt tegen steenpuisten en beiensteek; cf. ook aardsjallen bij herdertasje èèrsjalle (Meijel), varkensblader: eigen spellinsysteem geneeskrachtige plant: sap werd gebruikt tegensteenpuisten en beiensteek verkesblèèr (Meijel), weegbree: eigen spellinsysteem geneeskrachtige plant: sap werd gebruikt tegen steenpuisten en beiensteek weegbree (Meijel) | Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)] III-4-3 |
25234 | grote wolk | bonk: bank (Meijel), bonk (Meijel), grote wolk: grôetə wolk (Meijel) | grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24166 | grutto | grutto: grytō (Meijel) | grutto (41 lange rechte bek en poten; wit in de vleugel; luidruchtig; algemeen in weiland; roep onder de pronkvlucht hoog in de lucht [grrieto, grrieto] [N 09 (1961)] III-4-1 |