e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halvezool [wld ii.10, p. 60] halflap: halflap (Meijel), halvezool: halvə zōl (Meijel) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
hamer van de klepklok klephamer: klɛphamər (Meijel) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
handbeschermer handleer: (mv)  hantlɛrǝ (Meijel) Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.] II-9
handboei boei: (mv.).  bŏĕjə (Meijel), handboei: handboej (Meijel) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1
handboom handboom: hant˱bom (Meijel), hefboom: hęf˱bom (Meijel), koevoet: koevoet (Meijel) De hefboom waarmee men de loper een klein stukje oplicht. Daarna maakt men met behulp van steenspieën of een trapspie ruimte om steenreep en teers te plaatsen voor het ophijsen van de molensteen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [N O, 20h; N O, 41e; Vds 209; Jan 186] II-3
handcultivator cultivator: køltivātǝr (Meijel), handcultivator: hantkalǝvātǝr (Meijel), hantkøltivātǝr (Meijel) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handdoek handdoek: hant˱dūk (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]) De blauw-wit of rood-wit geruite handdoek voor gebruik na het douchen. [N 95, 68; monogr.] II-5
handel commerce (fr.): kómèrs (Meijel), geschft (du.): gesjef (Meijel), handel: handel (Meijel) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar handelaar: handelaar (Meijel), koopman: koepman (Meijel), kópman (Meijel) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen geschft (du.): vgl. Venlo Wb. (pag. 135): gesjef, zaak.  gesjef (Meijel), handelen: handele (Meijel), handələ (Meijel) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1