e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hebzuchtig hebbelig?: hebbelig (Meijel), hebberig: hébbərich (Meijel) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes heft: heft (Meijel) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer (bewegen) golven: ⁄t golft (Meijel), heen en terug: hin en trug (Meijel), heen en weer: hin en wir (Meijel), op en af: op en af (Meijel), zwiepen: zwĭĕppə (Meijel) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien draaien: dreijen (Meijel), drééjoer (Meijel), drenselen: drinselen (Meijel) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] || Mompelend heen en weer draaien (moesjanken). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven wemelen: wiemele (Meijel), wiemelen (Meijel) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer heer: hiər (Meijel) heer [RND] III-3-1
heerbaan dijk: dijk (Meijel), grote weg: grôetə wéch (Meijel), heerbaan: heerbaan (Meijel) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heerszuchtig bazig: bazig (Meijel), heerszuchtig: hérzugtig (Meijel) de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: hes zin (Meijel), schraap in de keel: sjraap in de kèl (Meijel) schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heet lopen gloeiend malen: glujǝnt mālǝ (Meijel) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3