19447 |
heg, haag |
heg:
heg (L265p Meijel),
héch (L265p Meijel)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24168 |
heggenmus |
heggenmus:
heͅgəmøs (L265p Meijel)
|
heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
25954 |
hegmulder |
heggemulder:
hɛgǝmø̜ldǝr (L265p Meijel)
|
Rondtrekkende molenaar of molenaarsknecht die in de molen diverse werkzaamheden uitvoert. [N O, 40b; A 42 A, 50 add.; N O, 40g]
II-3
|
26739 |
hei maaien |
hei maaien:
hē̜j mɛ̄jǝ (L265p Meijel),
strouwsel maaien:
strǫwsǝl mɛ̄jǝ (L265p Meijel)
|
Het heide maaien had in de vroege landbouweconomie van de zanddorpen van de Peel een belangrijke betekenis in verband met bemesting. Heizoden worden soms ook opgestookt. [I, 25]
II-4
|
27115 |
hei verpachten |
heilappen verpachten:
hē̜jlapǝ vǝrpāxtǝ (L265p Meijel)
|
Het verpachten van een heiveld. Een heiveld is groter dan een turfveld. In L 265 verpacht men de stukken hei per hectare. [II, 118a]
II-4
|
19539 |
heibezem |
brembezem:
brembissem (L265p Meijel),
heibezem:
heibissem (L265p Meijel)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26730 |
heidegrond of heide |
hei:
hē̜j (L265p Meijel)
|
Van de heide worden plaggen of zoden gestoken die ook als brandstof gebruikt kunnen worden. [II, 123]
II-4
|
28648 |
heidehoning |
heihoning:
hę̄jhoneŋ (L265p Meijel)
|
Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.]
II-6
|
30063 |
heien |
heien:
hęjǝ (L265p Meijel)
|
Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.]
II-9
|
24946 |
heilaarde, dichte zwarte grond |
dode grond:
dooíe grond (L265p Meijel)
|
zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)]
III-4-4
|