e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heg, haag heg: heg (Meijel), héch (Meijel) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1
heggenmus heggenmus: heͅgəmøs (Meijel) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
hegmulder heggemulder: hɛgǝmø̜ldǝr (Meijel) Rondtrekkende molenaar of molenaarsknecht die in de molen diverse werkzaamheden uitvoert. [N O, 40b; A 42 A, 50 add.; N O, 40g] II-3
hei maaien hei maaien: hē̜j mɛ̄jǝ (Meijel), strouwsel maaien: strǫwsǝl mɛ̄jǝ (Meijel) Het heide maaien had in de vroege landbouweconomie van de zanddorpen van de Peel een belangrijke betekenis in verband met bemesting. Heizoden worden soms ook opgestookt. [I, 25] II-4
hei verpachten heilappen verpachten: hē̜jlapǝ vǝrpāxtǝ (Meijel) Het verpachten van een heiveld. Een heiveld is groter dan een turfveld. In L 265 verpacht men de stukken hei per hectare. [II, 118a] II-4
heibezem brembezem: brembissem (Meijel), heibezem: heibissem (Meijel) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heidegrond of heide hei: hē̜j (Meijel) Van de heide worden plaggen of zoden gestoken die ook als brandstof gebruikt kunnen worden. [II, 123] II-4
heidehoning heihoning: hę̄jhoneŋ (Meijel) Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.] II-6
heien heien: hęjǝ (Meijel) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heilaarde, dichte zwarte grond dode grond: dooíe grond (Meijel) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4