21838 |
heimelijk koffiedrinken |
koffie lebberen:
koffie lebberen (L265p Meijel),
konkelen:
konkele (L265p Meijel)
|
heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22506 |
heimelijk tekens geven |
aangeven:
aangeve (L265p Meijel)
|
Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19044 |
heimwee |
geen aard hebben:
hij hiten aard nie
gennen aard hebbe (L265p Meijel)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
26740 |
heiplaggen neerleggen |
zoden afzetten:
zōj afzetǝ (L265p Meijel)
|
Bij het steken van plaggen deze achter de steker zelf neerleggen. [I, 31]
II-4
|
26735 |
heistrooisel |
heistrouwsel:
hē̜jstrǫwsǝl (L265p Meijel),
strouwsel:
strǫwsǝl (L265p Meijel)
|
Strooisel van hei en smelen, vooral voor de stallen gebruikt. [I, 26a]
II-4
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heidezicht:
hęjtzēxt (L265p Meijel),
hętjzēxt (L265p Meijel),
hɛtjzēxt (L265p Meijel),
heizeisen:
hē̜jzęjsǝ (L265p Meijel)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
26734 |
heizode |
heirus:
hęi̯røs (L265p Meijel),
plag:
plax (L265p Meijel),
ris:
res (L265p Meijel),
rus:
røs (L265p Meijel),
vlik:
vlek (L265p Meijel),
zoden:
zōj (L265p Meijel)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] || De afgestoken heidezode, vaak als brandstof gebruikt. In dit lemma zijn alleen de benamingen voor "heizode" verwerkt die opgegeven zijn als antwoord op vraag I, 29a. [I, 29a]
I-8, II-4
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
snijden met de snijwel:
snęjǝ metǝ snęjwɛl (L265p Meijel)
|
[N 27, 16]
I-8
|
33725 |
hek |
hek:
hęk (L265p Meijel)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
poort:
port (L265p Meijel)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|