e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heimelijk koffiedrinken koffie lebberen: koffie lebberen (Meijel), konkelen: konkele (Meijel) heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)] III-3-1
heimelijk tekens geven aangeven: aangeve (Meijel) Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
heimwee geen aard hebben: hij hiten aard nie  gennen aard hebbe (Meijel) heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)] III-1-4
heiplaggen neerleggen zoden afzetten: zōj afzetǝ (Meijel) Bij het steken van plaggen deze achter de steker zelf neerleggen. [I, 31] II-4
heistrooisel heistrouwsel: hē̜jstrǫwsǝl (Meijel), strouwsel: strǫwsǝl (Meijel) Strooisel van hei en smelen, vooral voor de stallen gebruikt. [I, 26a] II-4
heizicht, heizeis heidezicht: hęjtzēxt (Meijel), hętjzēxt (Meijel), hɛtjzēxt (Meijel), heizeisen: hē̜jzęjsǝ (Meijel) Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b] II-4
heizode heirus: hęi̯røs (Meijel), plag: plax (Meijel), ris: res (Meijel), rus: røs (Meijel), vlik: vlek (Meijel), zoden: zōj (Meijel) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] || De afgestoken heidezode, vaak als brandstof gebruikt. In dit lemma zijn alleen de benamingen voor "heizode" verwerkt die opgegeven zijn als antwoord op vraag I, 29a. [I, 29a] I-8, II-4
heizode los- en stukploegen snijden met de snijwel: snęjǝ metǝ snęjwɛl (Meijel) [N 27, 16] I-8
hek hek: hęk (Meijel) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei poort: port (Meijel) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8