e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hok opbinden binden: beŋǝ (Meijel) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
hok voor de beer berehok: bīǝrǝhǫk (Meijel) Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e] I-6
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is vakken: vakə (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: hokjes waarin de duivenmand verdeeld is? [N 93 (1983)] III-3-2
hoklijst hoklijst: hoͅkleštə (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)] III-3-2
hol geleng: gɛlɛŋ (Meijel) Het smalle middenstuk van de zool van een schoen dat hoger ligt dan de rest van de zool; het gedeelte waar zich de holte van de voet bevindt. [N 60, 89a] II-10
holenduif holenduif: hōlədūf (Meijel) holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-4-1
holle steen holle bouwsteen: hǫlǝ bǫwstiǝn (Meijel  [(modern)]  ), ventilatiesteen: vɛntilāsistiǝn (Meijel) Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c] II-8
holronde voegspijker spijker: spęjkǝr (Meijel) Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.] II-9
hom hom: oude spelling  hom (Meijel), melkkuit: cassettebandje  melk kutj (Meijel, ... ) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2
hommel hommel: cassettebandje  hommel (Meijel), oude spelling  hommel (Meijel), WBD  hómməl (Meijel) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] III-4-2