19974 |
houtmolm |
molm:
molm (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
houtmeel [DC 30 (1958)] || pulver van houtworm [DC 42b (1967)]
III-2-1
|
30610 |
houtolie |
houtolievernis:
hǫwt˱olivǝrnes (L265p Meijel)
|
Drogende olie, verkregen door uitpersen van de zaden van de Elaeococea vernicia. Houtolie doet dienst als lijnolie-surrogaat bij de vernisfabricage. [N 67, 21c]
II-9
|
30747 |
houtschilderen |
houtkleuren:
hǫwtklø̄rǝ (L265p Meijel)
|
Het nabootsen van hout met behulp van verf. Het houtschilderen bestaat uit het aanleggen, het maken van vlammen en draden, en het glaceren. Zie ook het lemma 'Glaceren'. [N 67, 85a]
II-9
|
19629 |
houtskool |
houtskool:
%%meervoud%%
hǫwtskōlǝ (L265p Meijel)
|
De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
25518 |
houtskool verwijderen |
dweilen:
dwęjlǝ (L265p Meijel)
|
Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
23559 |
houtskool voor het wierookvat |
houtskool:
holtskaol (L265p Meijel),
kooltjes:
kølkəs (L265p Meijel)
|
Houtskool, kooltjes voor het wierookvat [költjes, köölkes, krichelskoaële, holtskaol?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24170 |
houtsnip |
houtsnip:
houtsnip (L265p Meijel),
hoͅu̯tsnep (L265p Meijel)
|
houtsnip || houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19476 |
houtspaander |
flimp:
flimpen rekske zie tekening
flimpen (L265p Meijel)
|
spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splentǝr (L265p Meijel)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
houtwörhum (L265p Meijel),
meelworm:
melwörm (L265p Meijel)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|