e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtmolm molm: molm (Meijel, ... ) houtmeel [DC 30 (1958)] || pulver van houtworm [DC 42b (1967)] III-2-1
houtolie houtolievernis: hǫwt˱olivǝrnes (Meijel) Drogende olie, verkregen door uitpersen van de zaden van de Elaeococea vernicia. Houtolie doet dienst als lijnolie-surrogaat bij de vernisfabricage. [N 67, 21c] II-9
houtschilderen houtkleuren: hǫwtklø̄rǝ (Meijel) Het nabootsen van hout met behulp van verf. Het houtschilderen bestaat uit het aanleggen, het maken van vlammen en draden, en het glaceren. Zie ook het lemma 'Glaceren'. [N 67, 85a] II-9
houtskool houtskool: %%meervoud%%  hǫwtskōlǝ (Meijel) De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.] II-1
houtskool verwijderen dweilen: dwęjlǝ (Meijel) Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.] II-1
houtskool voor het wierookvat houtskool: holtskaol (Meijel), kooltjes: kølkəs (Meijel) Houtskool, kooltjes voor het wierookvat [költjes, köölkes, krichelskoaële, holtskaol?]. [N 96B (1989)] III-3-3
houtsnip houtsnip: houtsnip (Meijel), hoͅu̯tsnep (Meijel) houtsnip || houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
houtspaander flimp: flimpen rekske zie tekening  flimpen (Meijel) spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] III-2-1
houtsplinter splinter: splentǝr (Meijel) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm houtworm: houtwörhum (Meijel), meelworm: melwörm (Meijel) wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)] III-4-2