e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijskoud ijskoud: isjkaaw (Meijel) ijskoud III-4-4
ijsmuts ijsmuts: isjmuts (Meijel, ... ) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijskegel: isjkeegels (mv.) (Meijel), ijspegel: isjpeegels (mv.) (Meijel), iskpegels (mv.) (Meijel) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: isjvoogel (Meijel), ijsvogeltje: ešvøgəlkə (Meijel) ijsvogel || ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijver ijver: iever (Meijel, ... ), īēvər (Meijel) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig ijverig: ieverig (Meijel), īēvərəch (Meijel), nijverig: nieverig (Meijel) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: izjel (Meijel, ... ) ijzel || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: izjele (Meijel, ... ), ’t iselt (Meijel), ’t izjelt (Meijel) ijzelen [N 22 (1963)] || ijzelen, bevriezen van neerslag III-4-4
ijzen kotsen: kotse (Meijel), verluisterd staan: verluisterd stao (Meijel) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzerbalk ijzerbalk: ežǝrbalǝk (Meijel) De horizontale balk waarin bij de standerdmolen het boveneinde van het staakijzer draait en bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning. In dit lemma zijn alle opgaven bijeengeplaatst, die betrekking hebben op de ijzerbalk in standerdmolens. Bovendien is hier materiaal opgenomen waarvan door de invullers niet is vermeld voor welk type windmolen het van toepassing is. De opgaven die specifiek de ijzerbalk van de Hollandse molen aanduiden, zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛijzerbalk van de Hollandse molenɛ.' [N O, 29d; N O, 16k; A 42A, 17] II-3