26088 |
ijzerbalk van de hollandse molen |
ijzerbalk:
ežǝrbalǝk (L265p Meijel)
|
De horizontale balk waarin bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning draait. Zie ook het lemma ɛijzerbalkɛ.' [N O, 51g; N O, 29d; A 42A, 17]
II-3
|
27090 |
ijzeren balken |
rails:
rils (L265p Meijel)
|
IJzeren balken waarop het dek van de vaste brug rust. De draaibruggen lopen op rails, vandaar het woordtype "rails" in het lemma. [II, 95b]
II-4
|
26976 |
ijzeren bek van de oplegger |
stalen bek:
stǭlǝ bɛk (L265p Meijel)
|
Een wat naar onderen breder uitlopend ijzeren stuk dat met klinknagels aan het hout van de oplegger vastzit via twee ijzeren uitsteeksels. [II, 40c]
II-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L265p Meijel),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (L265p Meijel)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
emmerhaak:
əmərhōͅk (L265p Meijel)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
25370 |
ijzeren hamer waarmee men het slachtvee verdooft |
voorhamer:
vørhamǝr (L265p Meijel)
|
Uit de toelichting van de informant van P 108 zou kunnen blijken dat deze hamer vooral gebruikt wordt bij het doden van het rund, met name de stier. Vergelijk ook het woordtype "rundshamel". [N 28, 5a; N 28, 5b; N 28, 10c; monogr.]
II-1
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
pin:
pēn (L265p Meijel)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
schoenijzertje:
sjoehnizzerke (L265p Meijel),
sjoenizjerkes (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
sjoenözzerke (L265p Meijel),
stootplaatje:
stuətplātjəs (L265p Meijel)
|
Deze ijzertjes (tip?) [N 60 (1973)] || ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21334 |
illustratie |
prentje:
prentje (L265p Meijel),
preͅntjə (L265p Meijel)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
hapsnap:
hap snap (L265p Meijel),
snap:
snap (L265p Meijel)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|