22321 |
baantje glijden op het ijs |
slibberen:
slibbere (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel),
slibbərə (L265p Meijel),
slipperen:
#NAME?
slippere (L265p Meijel)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Glijden op sneeuw of ijs. || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
bārt (L265p Meijel)
|
De hoeveelheid bijen die vlak voor het zwermen rond het vlieggat ligt. [N 63, 30b]
II-6
|
26117 |
baard van de hollandse molen |
baard:
bārt (L265p Meijel)
|
Het schild dat onder aan de windpeluw is bevestigd en waarop vaak de bouwdatum van de molen vermeld is. Zie ook afb. 28. [N O, 54g]
II-3
|
17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
baarmoeijer (L265p Meijel),
net:
nèt (L265p Meijel),
vruchtvlies:
vruchtvlies (L265p Meijel)
|
baarmoeder [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34484 |
baarmoeder van de kip |
eierstok:
ęi̯ǝrstok (L265p Meijel),
lijf:
lif (L265p Meijel)
|
Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57]
I-12
|
34113 |
baarmoeder van de koe |
baarmoeder:
bārmudǝr (L265p Meijel)
|
[N 3A, 48; A 48A, 47a]
I-11
|
24298 |
baars |
baars:
bārs (L265p Meijel)
|
baars. Wat is de naam van de baars (percfa fluviatilis), een roofvis in onze rivieren, van ongever 30 ? 40 cm lang, met strepen op zijn rug en een sterk ontwikkelde rugvin? [N102 (1998)]
III-4-2
|
28005 |
baas |
baas:
bas (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Eigenaar van het schoenmakersbedrijf of -bedrijfje. [N 60, 217e] || In Q 121 noemde men een baas die het werk schatte in plaats van het te berekenen een 'knopper' ('knypǝr'). [N 67, 99c]
II-10, II-9
|
20551 |
babbelaar |
babbelaar:
babbelair
babbelair (L265p Meijel),
babbəléér (L265p Meijel),
met stokje
babbelaar (L265p Meijel),
babbeltje:
babbeltje (L265p Meijel),
babbəltjə (L265p Meijel)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20144 |
baby van zeven maanden |
wicht van zeven maanden:
weecht van zeuve mond (L265p Meijel)
|
een baby van 7 maanden [DC 46 (1971)]
III-2-2
|