e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baantje glijden op het ijs slibberen: slibbere (Meijel, ... ), slibbərə (Meijel), slipperen: #NAME?  slippere (Meijel) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Glijden op sneeuw of ijs. || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] III-3-2
baard baard: bārt (Meijel) De hoeveelheid bijen die vlak voor het zwermen rond het vlieggat ligt. [N 63, 30b] II-6
baard van de hollandse molen baard: bārt (Meijel) Het schild dat onder aan de windpeluw is bevestigd en waarop vaak de bouwdatum van de molen vermeld is. Zie ook afb. 28. [N O, 54g] II-3
baarmoeder baarmoeder: baarmoeijer (Meijel), net: nèt (Meijel), vruchtvlies: vruchtvlies (Meijel) baarmoeder [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
baarmoeder van de kip eierstok: ęi̯ǝrstok (Meijel), lijf: lif (Meijel) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baarmoeder van de koe baarmoeder: bārmudǝr (Meijel) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11
baars baars: bārs (Meijel) baars. Wat is de naam van de baars (percfa fluviatilis), een roofvis in onze rivieren, van ongever 30 ? 40 cm lang, met strepen op zijn rug en een sterk ontwikkelde rugvin? [N102 (1998)] III-4-2
baas baas: bas (Meijel, ... ) Eigenaar van het schoenmakersbedrijf of -bedrijfje. [N 60, 217e] || In Q 121 noemde men een baas die het werk schatte in plaats van het te berekenen een 'knopper' ('knypǝr'). [N 67, 99c] II-10, II-9
babbelaar babbelaar: babbelair  babbelair (Meijel), babbəléér (Meijel), met stokje  babbelaar (Meijel), babbeltje: babbeltje (Meijel), babbəltjə (Meijel) babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] III-2-3
baby van zeven maanden wicht van zeven maanden: weecht van zeuve mond (Meijel) een baby van 7 maanden [DC 46 (1971)] III-2-2