18996 |
jaloers |
afgunstig:
afgunstig (L265p Meijel),
jaloers:
jaloers (L265p Meijel),
jeloers (L265p Meijel),
sjaloers (L265p Meijel)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
jam:
sjèm (L265p Meijel),
zjèm (L265p Meijel),
jam
zjem (L265p Meijel)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
jommer (L265p Meijel),
zonde:
tis zeunt (L265p Meijel),
⁄t is zeunt (L265p Meijel),
⁄t is zeūnd (L265p Meijel)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)] || jammer, zonde
III-1-4
|
19927 |
janken |
jammeren:
\'oude\' spelling
jammere (L265p Meijel),
janken:
WBD
jankə (L265p Meijel),
joekeren:
cassettebandje
joekeren (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21146 |
janplezier |
bankwagen:
bankwagen (L265p Meijel)
|
een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
is ... jörig (L265p Meijel),
j"rəx zin (L265p Meijel),
mèrəgə is í jörich (L265p Meijel),
verjaren:
mèrəgə vərjö:rt í (L265p Meijel),
verjaren (L265p Meijel),
verjört (L265p Meijel)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22901 |
jarig zijn add. |
jarige, een ~:
énne jèùrigge (L265p Meijel)
|
Ene jarige: iemand die jarig is.
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
sjartels (L265p Meijel),
šartéls (L265p Meijel),
zjarretels (L265p Meijel),
žarretèls (L265p Meijel)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18752 |
jas |
kuiljas:
kuljas (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Jas die de mijnwerker als bovenkleding draagt. Het "putjasje" dat men in L 417 kent, heeft twee binnenzakken: één voor het eten en één voor de mijnlamp. [N 95, 64; Vwo 139]
II-5
|
18561 |
jas met onzichtbare sluiting |
jas met gulpsluiting:
jas me gøləpslotjeŋ (L265p Meijel)
|
een jas met onzichtbare sluiting [N 59 (1973)]
III-1-3
|