19453 |
kamerstoel |
stellinkje:
stellingske (L265p Meijel)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28767 |
kamgaren stof |
kamgaren:
kamgarǝ (L265p Meijel)
|
Stof geweven van uit kamwol gesponnen garen. [N 62, 75b; N 62, 76; N 62, 98; N 59, 201]
II-7
|
24509 |
kamille (alg.) |
kamille:
-
kamille (L265p Meijel)
|
echte kamille [DC 50 (1975)]
III-4-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
tricot
kammezŏl (L265p Meijel)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kamǝ (L265p Meijel),
toe ik t wao kemme ging minne kamp kepot (L265p Meijel)
|
De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
II-3, III-1-3
|
26246 |
kamnagels |
pinnen:
penǝ (L265p Meijel
[(enkelvoud: pen)]
)
|
De pennen waarmee de kammen, die dwars door het aswiel gaan, worden vastgestoken. [N O, 11m]
II-3
|
22336 |
kampen |
kampen:
kampə (L265p Meijel),
kavelen:
kavele (L265p Meijel)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24704 |
kamperfoelie |
kamperfoelie:
eigen spellinsysteem geeft een aangename bloezemreuk (gele bloem) / kampherfoelie is ook een geneeskragtig medizijn
kamperfoelie (L265p Meijel)
|
Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25296 |
kan, maat van één liter |
kan:
kaan (L265p Meijel)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kənaal (L265p Meijel),
Note v.d. invuller:
kanaal (L265p Meijel)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|