24496 |
kiemen |
kenen:
oude spellingsysteem
gekene (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
kiemen:
eigen spellingsysteem
kieme (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
(kĭĕmə) (L265p Meijel),
schieten:
Nijmeegs (WBD)
sjīētə (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
uitbotten:
eigen spellingsysteem
utj botte (L265p Meijel),
utj te botte (L265p Meijel),
uitkomen:
Nijmeegs (WBD)
utjkómmə (L265p Meijel)
|
Uit de kiem opgroeien, gezegd van planten (uitbotten, kesemen). [N 82 (1981)] || Uitkomen, gezegd van zaden (kesemen, kersten, kenen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
šītǝ (L265p Meijel)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22398 |
kienen |
kienen:
kiene (L265p Meijel),
kinə (L265p Meijel)
|
Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
26900 |
kienhout |
peelpuisten:
pīǝlpyst (L265p Meijel)
|
Het overblijfsel in de vorm van stronken en stammen van eiken, dennen, berkebomen en elzen in het veen. Het wordt voor eigen gebruik aangewend als brandhout. Voor de turfsteker zijn deze boomresten obstakels bij het steken. [II, 132]
II-4
|
20592 |
kieskauwen |
niet vreten doen:
niew vrutj doe
nie vrudje dōē (L265p Meijel),
treuzelen:
treuzələ (L265p Meijel)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
slechte eter:
slegte ééter
slechtə èètər (L265p Meijel)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
hebbelijk:
hebbelik (L265p Meijel),
kommerlijk:
kŭŭmmələk (L265p Meijel)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
kieskeurig:
kieskeurig (L265p Meijel),
kieskurrəch (L265p Meijel),
nauw:
hij/zij kiekt nouw (L265p Meijel)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kietele (L265p Meijel),
kietelen (L265p Meijel),
Maar men zegt kiele, kiele bij het kietelen.
kiĕttələ (L265p Meijel),
kriebelen:
kriebele (L265p Meijel)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
cassettebandje
kieuwe (L265p Meijel),
kiewe (L265p Meijel),
oude spelling
kieuwe (L265p Meijel),
WBD
kiew (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|