21828 |
kieuwen (wbd) |
kaken:
kaakke (L265p Meijel),
kaken (L265p Meijel),
van wijd roepen:
van witjə rōēpə (L265p Meijel)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24184 |
kievit |
kievit:
kivit (L265p Meijel)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33543 |
kievitsbonen |
boterbonen:
oude spellingsysteem
boterboon (L265p Meijel),
kieviten:
eigen spellingsysteem (moeilijk leesbaar)
kiwiete (L265p Meijel),
kievitsbonen:
oude spellingsysteem
kievitsboon (L265p Meijel)
|
Een kievitsboon, een gespikkelde bruine boon (panachee, boterboon, kievitsboon, vreemdeboon, eitje, volterseke). [N 82 (1981)]
I-7
|
18893 |
kiezen |
uitzoeken:
utjkiezen (L265p Meijel),
utjkīēzə (L265p Meijel),
utkieze (L265p Meijel)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24337 |
kikker |
kwakvors:
kwakfoͅrs (L265p Meijel),
kwakfórs (L265p Meijel)
|
kikvors || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakvorsenbibber:
kwakfoͅrsəmbebər (L265p Meijel),
kwakfórsembibber (L265p Meijel)
|
kikkerdril || kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)bibbel, bibber:
kwakfoͅrsəmbebər (L265p Meijel),
kwakfórsembibber (L265p Meijel)
|
kikkerdril || kikkerrit [RND]
III-4-2
|
26185 |
kikkerlijnen |
kikkertouwtjes:
kekǝrtǫwkǝs (L265p Meijel)
|
De touwtjes waarmee de zeilen aan de kikkers op de roeden bevestigd worden. [N O, 5e; A 42A, 70]
II-3
|
26184 |
kikkers |
kikkers:
kekǝrs (L265p Meijel)
|
De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e]
II-3
|
20308 |
kind (algemene benaming) |
maagd:
mēgt (L265p Meijel),
wicht:
weecht (L265p Meijel)
|
kind [DC 03 (1934)]
III-2-2
|