23477 |
klank van een klok |
klank:
klank (L265p Meijel),
toon:
tuən (L265p Meijel)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21862 |
klant |
klant:
klant (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24185 |
klapekster |
klapekster:
klapeͅksər (L265p Meijel)
|
klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21472 |
klaploper |
klaploper:
klaploeper (L265p Meijel)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
26301 |
klauw |
klauw:
klaw (L265p Meijel),
(mv)
klǫwǝ (L265p Meijel),
klauw (van het staakijzer):
klaw (L265p Meijel)
|
Het onderste klauwvormige gedeelte van het staakijzer dat in het middendeel van de rijn grijpt. De klauw is in functie vergelijkbaar met de kop van het staakijzer in watermolens. Zie ook afb. 61. [N O, 14l; N O, 15e; A 42A, 16; Sche 44; N D, 17] || Huid die een gedeelte van de poot bedekt. [N 60, 3d]
II-10, II-3
|
33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
klīǝvǝr (L265p Meijel)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
klievere (L265p Meijel),
klieëvere (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Kleveren: klaveren, kleur bij kaartspel.
III-3-2
|
28646 |
klaverhoning |
kleverhoning:
kliǝvǝrhoneŋ (L265p Meijel)
|
Honing afkomstig van de klaverbloesem. Klaver is een zeer goede drachtbron, die uiteindelijk een heel fijne tafelhoning oplevert. De klaverhoning is geel van kleur en mild van smaak. [N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
24867 |
klaverzuring |
rolklaver:
eigen spellinsysteem
rolkliever (L265p Meijel)
|
Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18171 |
kledij, kleren |
klerage:
klèrazjie (L265p Meijel),
klérazjie (L265p Meijel),
kleren:
klieër (L265p Meijel),
kliər (L265p Meijel),
klèrə (L265p Meijel),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
klièr (L265p Meijel)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || kleding, kledij (verzamelnaam) || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|