e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koele wind fris windje: fris wīndtje (Meijel), koel windje: kōēl (Meijel), koude wind: kaawə winjtj (Meijel) koele wind [koeltje] [N 81 (1980)] III-4-4
koeltoren koeltoren: kultorǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Emma]) Torenvormige koelinstallatie. [N 95, 19; monogr.; div.] II-5
koestal koestal: ku[stal] (Meijel) De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6
koets (alg.) koets: koets (Meijel, ... ) een vierwielig, geheel gesloten rijtuig, door een of meer paarden getrokken [koets, toegerij, toekoets] [N 90 (1982)] III-3-1
koetsier koetsier: kutsīr (Meijel), voerman: vurman (Meijel) Persoon die op de bok van een rijtuig zit en de paarden ment. [N 101, 2; Wi 15, monogr] I-13
koewachter, veeknecht koeherd: kuhart (Meijel), koejong: kujǫŋ (Meijel), zweitser: zwęi̯tsǝr (Meijel) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
koffer tas: tas (Meijel) tas: zak of buidel van uiteenlopend model, meestal echter vrij plat en rechthoekig, bijv. gebruikt om boodschappen in te doen III-3-1
koffiedik dras: dras (Meijel) koffiedik [DC 47 (1972)] III-2-3
koffiepot koffiepotje: koffieputje (Meijel), pot: pŏt (Meijel) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koffievos, brandvos koffievoes: kǫfivus (Meijel) Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j] I-9