e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolgans kolgans: koͅlgans (Meijel) kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kolven afstropen afdoen: af˱du (Meijel) De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22] I-4
komen komen: komə (Meijel) komen [RND] III-1-2
komijnekaas komijnekaas: Syst. WBD  kemijnekie-es (Meijel), komijnenkīē:s (Meijel) Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
komisch komisch: komis (Meijel), komisch (Meijel) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
komkommer komkommer: kómkómmər (Meijel) Hoe noemt u: komkommer [N 71 (1975)] I-7
kommervol (zijn): kommer kommervol: kommervol (Meijel) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijnenhol hol: oude spelling = verblijf  hool (Meijel), konijnshol: cassettebandje  kneenshool (Meijel, ... ), WBD  kneenjshool (Meijel), pijp: oude spelling is de gang  pīep (Meijel) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
koning koning: køneŋ (Meijel), køͅniŋ (Meijel) De zware staande as die bij de Hollandse molen de drijfkracht van de roeden overbrengt vanaf het aswiel via wieg of bovenbonkelaar en spoorwiel naar de rondsels van de staakijzers. Zie ook afb. 64.23. [N O, 50d; Sche 40; monogr.; A 42A, 14] || koning [RND] II-3, III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand stuk: stuk (Meijel), støk (Meijel) Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)] III-3-2