21899 |
kooplustige vrouw |
royale, een ~:
rəjaalə (L265p Meijel),
sloebie:
sloebie (L265p Meijel)
|
een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21499 |
kooppenning |
handgeld:
handgeld (L265p Meijel)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
artikelen:
artikel (L265p Meijel),
spul:
spul (L265p Meijel),
waar:
waar (L265p Meijel)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koerbank (L265p Meijel)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
26187 |
koordje |
koordje:
kørtjǝ (L265p Meijel)
|
De kortste van de twee, drie of vier slaglijnen die aan de top van de wiek zit. [N O, 5g; A 42A, 71]
II-3
|
23434 |
koorgestoelte |
koorbanken:
koerbank (L265p Meijel)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
koorhemd:
koerhemp (L265p Meijel),
superplie:
sypərpli (L265p Meijel)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koorkap:
kuərkap (L265p Meijel)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koerstoelen (L265p Meijel),
reservebank:
rezerve baenk (L265p Meijel)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kurts (L265p Meijel)
|
koorts [RND]
III-1-2
|