23563 |
koorzanger |
kerkenzanger:
kerkezenger (L265p Meijel),
koorzanger:
kuərzɛŋər (L265p Meijel),
zanger:
zɛŋər (L265p Meijel)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33806 |
koot |
koot:
kuǝt (L265p Meijel)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
19856 |
kop |
kop:
kop (L265p Meijel),
kǫp (L265p Meijel),
varkenskop:
vɛ̄rkǝskop (L265p Meijel)
|
[N 76, 11; monogr.]De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.] || Het gedeelte van de huid dat de kop bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3f; N 36, 4]
I-12, II-10, II-8
|
21945 |
kop op en neer schommelen (baltsverschijnsel) |
knikken:
knikke (L265p Meijel)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: kop op en neer schommelen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27995 |
kop van de pijler |
kop pijler:
kop [pijler] (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280]
II-5
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (L265p Meijel)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
25412 |
kop verwijderen |
halswervel doorsnijden:
halswɛrvel dørsnęjǝ (L265p Meijel),
kop afsnijden:
kop afsnejǝ (L265p Meijel)
|
Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.]
II-1
|
33137 |
kopdorser |
hekelmachine:
hekelmachine (L265p Meijel)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
29396 |
koper- of ijzerdraden in stof gevat |
sint-étienne:
sent tjɛ̄n (L265p Meijel)
|
Drie slappe koper- of ijzerdraden gevat in stof. Het woordtype sint-étienne duidt op de Franse plaats Sint-Etienne. De Prat (pag. 306) zegt dat in de boordselweverijen 15.000 arbeiders werkzaam waren in de regioɛs Parijs, Lyon en Saint-Etienne. Zie afb. 84.' [N 61, 20e]
II-7
|
28230 |
koperen mijnlamp |
koperlamp:
køpǝrlamp (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Domaniale])
|
Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242]
II-5
|