21946 |
kringetjes maken rond de duivin (baltsverschijnsel) |
het hof maken:
ət hoͅf mākə (L265p Meijel),
’t hof make (L265p Meijel)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: rond de duivin kringetjes maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17861 |
krioelen |
krievelen:
krivelen (L265p Meijel),
krioelen:
krioelen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
wemelen:
wemelen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18071 |
kroep |
kroep:
kroep (L265p Meijel),
krop (L265p Meijel),
krŏĕp (L265p Meijel)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17579 |
kroeshaar |
kroes:
kroes (L265p Meijel)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32505 |
krokken |
rand maken:
rant mākǝ (L265p Meijel)
|
Het ombuigen van de in de bodem gestoken wissen, zodat ze rechtop gaan staan. Voor men de wissen rechtop kan zetten, moeten deze eerst met een krokmes aangeprikt worden. Zie ook het volgende lemma. [N 40, 51]
II-12
|
32506 |
krokmes |
ronde pen:
rōndǝ pēn (L265p Meijel)
|
Mes voor het aanprikken van opstaande wissen, zodat deze zonder te breken omgebogen kunnen worden. Zie ook afb. 274. [N 40, 52]
II-12
|
20136 |
krollen |
galderen:
cassettebandje
galderen (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20120 |
krols |
loops:
løͅps (L265p Meijel)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (L265p Meijel),
kroom (L265p Meijel),
kroomp (L265p Meijel)
|
afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)]
III-4-4
|
28870 |
kromme lat |
kromme lat:
krōm lat (L265p Meijel)
|
Een gebogen lat die men gebruikt bij het tekenen en uitmeten van het patroon. Deze moet zo gebogen zijn dat daarlangs kanten van schoot en revers gemakkelijk getrokken worden. De lat is bij voorkeur gemaakt van een niet splinterende houtsoort (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 4. [N 59, 3b]
II-7
|