e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwanselen sjacheren: sjachərə (Meijel), verkwanselen: verkwansele (Meijel) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwart el, maat van 17 cm kwart: kwart (Meijel) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwartel kwartel: kwartəl (Meijel) kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: kwartje (Meijel, ... ) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)] III-3-1
kwastje aan een halsketting trosje: trosje (Meijel), truskes (Meijel) gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)] III-1-3
kwaststreep gestreept: gǝstrīpt (Meijel), streep: strīp (Meijel) Streep in het verf- en vernislagen, veroorzaakt door de afzonderlijke haren van de kwast. Onregelmatigheden in de verf konden volgens de invuller uit Q 121 ook ontstaan bij het opnieuw aanzetten van de kwast. Ze kunnen worden weggewerkt met behulp van een daskwast of verdrijver. Zie ook het volgende lemma ('Wegdassen'). [N 67, 76a] II-9
kweek puin: WLD Additie: agropyron repens (kweek)  pøͅnjə (Meijel, ... ), puinen: pø̜i̯nǝ (Meijel) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek [N 92 (1982)] || kweekgras [N 92 (1982)] I-5, III-4-3
kweekduif fokduif: foͅkdūf (Meijel) Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] III-3-2
kwellen kwellen: kwelle (Meijel), plagen: plaoge (Meijel), plaogə (Meijel) lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1
kwelling/pesterij onderdrukken: onderdrukke (Meijel), plaag: plaoch (Meijel), plaog (Meijel) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1