18552 |
lange smalle broekzak |
metertas:
mēͅtərtɛs (L265p Meijel)
|
lange smalle zak op broekspijp (voor mes, duimstok etc.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
26109 |
lange spruit |
lange spruit:
laŋǝ sprø̜jt (L265p Meijel)
|
De langste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52b; N O, 52a; N O, 51a; monogr; A 42A, 107 add.]
II-3
|
24906 |
lange tijd |
hele tijd:
ən héllə titj (L265p Meijel)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22150 |
lange voorzijde van de mand |
voorkant:
v"rkānt (L265p Meijel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange voorzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21977 |
langeafstandsvlucht |
fondvlucht:
fontvløxt (L265p Meijel)
|
lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24418 |
langpootmug |
emelt:
oude spelling de made (van de langpootmug) heet -
ēēmelte (L265p Meijel),
hooiwagen:
WBD men zegt ook wel h?jwaag\\ maar de hooiwagen is een ander dier
hòjwaagə (L265p Meijel),
langpootmug:
oude spelling
langpootmug (L265p Meijel),
WBD
langpootmug (L265p Meijel),
mug met lange poten:
cassettebandje
mug mi laang puut (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
mik:
Syst. WBD
mik (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
weg:
Syst. WBD
wéég (L265p Meijel)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33323 |
langwerpige hoeve |
gevelhuis:
gēvǝlhøš (L265p Meijel
[(met de deeldeuren in de lange gevel)]
),
langhuis:
laŋkhøš (L265p Meijel)
|
Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a]
I-6
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
bles:
blęs (L265p Meijel)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
langzaam (L265p Meijel),
lui:
luij (L265p Meijel),
traag:
traoch (L265p Meijel),
trog (L265p Meijel),
zoetjes:
zutjes (L265p Meijel)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|