33765 |
linkerkant van het paard |
bij de hand:
bęi̯ dǝ hānt (L265p Meijel)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
30865 |
linkerleest |
linkse leest:
leŋksǝ lę̄st (L265p Meijel)
|
De kromme leest waarop men een linkerschoen kan vervaardigen. [N 60, 185c]
II-10
|
34090 |
linkervoorkwartier |
voorste kwartier links:
vørstǝ kǝrtīr leŋks (L265p Meijel)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
liŋs (L265p Meijel)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22888 |
linksachter |
linksachter:
linksaachter (L265p Meijel)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkspoot:
lIŋspuət (L265p Meijel)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksvoor:
linksveur (L265p Meijel)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
linnen:
lenjǝ (L265p Meijel)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lent˲[voeg] (L265p Meijel)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
22052 |
lintwormen |
lintwormen:
lenjtjwø͂ͅrəm (L265p Meijel),
lintweurm (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|