e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maat houden bij het dorsen slaghouden: slaxhau̯ǝn (Meijel) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: maot (Meijel, ... ) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatlat stok: stǫk (Meijel  [(met een kras erin)]  ) Maatlat met inkepingen die de doorsnede van de bodem en bovenkant en de mandhoogte aangeven. Zie ook afb. 266. [N 40, 40] II-12
maatmand vatse mand: watsǝ mānt (Meijel) Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.] II-12
maatstok maat: mǭt (Meijel) Sommige kleingebruikers hebben een maatlat. In L 265 meet die 42 cm in de lengte. Breedte en dikte worden bepaald door de ervaring in het steken. In L 244b hanteert men wel een vaste maat van 28 x 9 x 9 cm. In het algemeen streeft de steker voor eigen gebruik toch wel naar een turf van ongeveer 30 cm lengte, een dikte van ongeveer 12 cm en een breedte van ongeveer 18 cm. [I, 59] II-4
machinale steen geperste steen: gǝpę ̞rstǝ stiǝn (Meijel) Machinaal gevormde baksteen. [N 30, 54f] II-8
machinegaren machinegaren: mašinǝgarǝ (Meijel), mǝšinǝgarǝ (Meijel) Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.] II-7
machinezijde stikzij(de): stekzē̜j (Meijel) Zijdegaren voor gebruik op de naaimachine. [N 59, 7d] II-7
magazijn magazijn: magǝzenj (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Zolder]) Algemene benaming voor een ondergronds of bovengronds magazijn. Het woordtype "catrîye" is specifiek van toepassing op een ondergronds magazijn. [N 95, 9; Vwo 492; Vwo 222; monogr.] II-5
magazijnmeester magazijnmeester: magǝzenjmęstǝr (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) Opziener over hetgeen in een magazijn boven- en ondergronds voorhanden is. Het woordtype "chef-catrîye" is specifiek van toepassing op de magazijnmeester van een ondergronds magazijn (Vanwonterghem pag. 90). [N 95, 160; Vwo 231; monogr.] II-5