30775 |
matglas |
matglas:
mat˲glas (L265p Meijel)
|
Vensterglas dat op mechanische wijze ondoorzichtig is gemaakt. ø̄Vroeger geschiedde dit, door de ruit met amaril te schuren, of door haar te plaatsen in een om een horizontale as draaienden bak met grind, waardoor ze mat gekrast werd. Tegenwoordig wordt hiervoor de zandstraalmachine gebruikt (Zwiers II, pag. 70). [N 67, 89d]
II-9
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L265p Meijel),
pikhaak:
pekhǭk (L265p Meijel)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
24208 |
matkopmees |
matkopmees:
matkopmēs (L265p Meijel)
|
matkopmees (11,5 kleur als zwarte mees [053], maar zonder nekplek; broedt alleen in vermolmd hout, liefst in vochtig bos; roep [ti-ti-ti-pè-pè-pè], in voorjaar [tjuu-tjuu-tjuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19393 |
matras |
matras:
matras (L265p Meijel),
verenbed:
verrebed (L265p Meijel)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
matroe:ze pekske (L265p Meijel),
metroehzepekske (L265p Meijel),
Zie afb. 44 (p.69).
matroeëzepèkske (L265p Meijel)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] || matrozenpakje, een jongenskostuum
III-1-3
|
22491 |
matsen |
helpen:
heͅlpə (L265p Meijel)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22561 |
matsen add. |
maat (zn.):
mōͅt (L265p Meijel)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30606 |
matte vernis |
matte vernis:
mat˲ vǝrnes (L265p Meijel)
|
Vernis die mat opdroogt. Matte vernis wordt hoofdzakelijk toegepast op blank hout of de nabootsing daarvan, alsook op decoratief schilderwerk, dat niet glanzend kan worden afgewerkt en door omstandigheden nu en dan schoongemaakt moet worden. Voor buitenwerk is matte vernis niet geschikt. [N 67, 21b]
II-9
|
30603 |
matverf |
matverf:
mat˲[verf] (L265p Meijel)
|
Verf die na droging een mat oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19f]
II-9
|
20909 |
mayonaise |
zure saus:
zōēr sòws (L265p Meijel)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|