e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisjesonderbroek? onderboks voor durskes: zie WNT: durskes in lm. tekst poover en spuiten.  ondərboks vør dørskəs (Meijel) Onderbroek voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesondergoed voor de durskes: zie WNT: durskes in lm. tekst poover en spuiten.  vør də dørskəs (Meijel) Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
mekkeren meken: mē̜kǝ (Meijel), mekkeren: mɛkǝrǝ (Meijel) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melaatsheid melaats: melaats (Meijel) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)] III-1-2
melganzenvoet melde: eigen spellinsysteem  melde (Meijel), schietmel: eigen spellinsysteem; _k: speelvorm van schietmelde (JK)  sjiekmil (Meijel), schietmelde: WLD was vroger een van de meest algemene onkruiden op zandgrond  šītmelt (Meijel) Melganzevoet (chenopodium album 30 tot 100 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn vertakt; de bladeren zijn zeer verschillend van vorm, tevens onregelmatig getand, de bovenste gaafrandig, aan de buitenkant dofgroen, de onderkant wit-melig best [N 92 (1982)] III-4-3
melganzevoet schietmelde: šītmelt (Meijel) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melig hers: Nijmeegs (WBD) (v. koren of haver)  hérs (Meijel), melig: eigen spellingsysteem  mèlig (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD) (v. fruit)  mééləch (Meijel), oude spellingsysteem  mèlig (Meijel) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melk melk: mɛlǝk (Meijel), romen: romǝ (Meijel), rōmǝ (Meijel) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk van het paard romen (mv): rǫmǝ (Meijel), zok: zǫk (Meijel) De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57] I-9
melkaders melkaderen: mɛlkǭrǝ (Meijel) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11